“De mens kent het minst zichzelf, nietwaar?” Kenneth van Zijl in gesprek met de schrijver Wiesław Myśliwski
Wieslaw Mysliwski (1932), geboren in een dorp nabij Sandomierz, debuteerde in 1967 met de roman ‘De naakte boomgaard’, een liefdevol portret van een zoon over zijn vader. Vorm en inhoud vielen de kritiek meteen op. Mysliwski heet wel de chroniqueur van het boerenleven in Polen, maar dat etiket miskent de filosofische strekking van zijn werk. Mysliwski onderzoekt de betekenis van het begrip identiteit in een veranderende wereld en de mogelijkheid van de mens om zijn lot te beïnvloeden.
De horizon Over het doppen van bonen Steen op steen De laatste hand
Prijs Є 27,99 Prijs Є 8,00 Prijs Є 15,00 Prijs Є 15,00
Wieslaw Mysliwski
De horizon
Vert. Karol Lesman. Querido; 624 blz. € 27,99
Interview van Kenneth van Zijl, 7 januari 2018, Trouw
https://www.trouw.nl/cultuur/schrijver-wieslaw-mysliwski-de-mens-kent-het-minst-zichzelf-nietwaar-~aad82502/
INTERVIEW
In de trage boeken van Wieslaw Mysliwski klinkt de taal van het platteland – spreektaal, die hem gevormd heeft. Doorgronden van ‘de’ Pool is niet zijn bedoeling. ‘Het is voldoende dat iemand zich samen met mij iHet is een wonder dat de Poolse schrijver Wieslaw Mysliwski (1932) in Nederland gelezen wordt, want hij schrijft dikke boeken waar nooit iets spectaculairs in gebeurt; geen onverwerkt jeugdtrauma rond het geloof, of een zoektocht naar een verloren zusje. En er is altijd een trage verteller die nogal eens een verhaal vertelt met kop noch staart.
Maar wie – ondanks deze antireclame – de moed heeft een roman van Mysliwski ter hand te nemen, is verkocht. Zijn werk lezen is een ervaring. De lezers van ‘Steen op steen’ (2012), ‘Over het doppen van Bonen’ (2013) en ‘De laatste hand’ uit 2016 weten dat inmiddels.
Je wordt verleid door een ik-figuur die jou persoonlijk zijn levensverhaal vertelt, dat zich veelal afspeelt op het Poolse platteland tijdens de oorlogsjaren en daarna. En voor de goede orde, bij Mysliwski is het boerenland geen plek van idyllische schoonheid en nostalgische vergezichten. De beladen geschiedenis van oorlog, antisemitisme en communisme is impliciet aanwezig en dient als decor voor de biografie van de verteller, wiens bestaan erdoor bepaald en getekend is.
Mysliwski is niet alleen een weergaloos schrijver, hij brengt de lezer ook bij diens eigen geschiedenis en bij de keuzen die hij in zijn leven gemaakt heeft of die voor hem gemaakt zíjn. Je zou dat het lot kunnen noemen. Het is het universele verhaal van de mens die gevormd wordt door de omstandigheden, door plaats en tijd en die uiteindelijk de vraag stelt ‘wie ben ik?’
Onlangs verscheen in vertaling ‘De horizon’, zijn meest autobiografische roman. De protagonist vertelt aan zijn zoon hoe hij het leven van puber naar jongvolwassene heeft ervaren in het boerendorp waar hij is opgegroeid en in de kleine stad waar hij na de oorlog met zijn moeder woonde.
“Ik had een vaag idee dat de roman moest gaan over een opsomming van alle gebeurtenissen uit een leven. Maar het was een brij in m’n hoofd. Ik kwam er niet uit. Toen herinnerde ik mij een gesprekje met mijn zoon. Hij is nu 52, maar toen was hij 4. We waren zandkastelen aan het bouwen op het strand en hij vraagt aan mij ‘Zal ik je nog wat zee brengen?’ Ik heb het boek aan hem opgedragen, omdat hij mij met dat zinnetje de aanzet tot dit boek heeft gegeven. Toen zag ik opeens hoe ik dit boek moest schrijven. Eigenlijk heeft hij wel recht op de helft van de royalty’s, want hij is mede-auteur van dit boek.”
In ‘De horizon’ beschrijft u het leven van uw familie en uw eigen coming of age op het platteland, maar zelf bent u toch geen boerenzoon?
“Dat is misschien juist wel mijn geluk, dat ik niet in rechte lijn de zoon van een boer ben. Je zou kunnen zeggen dat ik met één been in het leven van het platteland sta en met één been in het stadse. Ik ken beide werelden. In de familie van mijn moeder zijn ze al sinds mensenheugenis boeren. Mijn vader komt uit een burgerlijk milieu. Waarschijnlijk heeft hij vóór de revolutie gevochten in het Russische Witte Leger, tegen de Bolsjewieken, want later kreeg hij in het Poolse leger direct de rang van officier. Dat zou anders nooit gebeurd zijn. Het is jammer, maar ik weet heel weinig over hem, omdat hij gestorven is toen ik 13 was. En mijn moeder kon mij ook weinig over hem vertellen. Eigenlijk was het een heel mysterieus en geheimzinnig iemand, die vooral naar het plafond staarde of uit het raam keek.”
Er zijn vier romans van u vertaald in het Nederlands. Drie van de vier spelen op het platteland. Wat is uw fascinatie met dat decor?
“Het platteland heeft mij de taal voor mijn boeken gegeven. Het was daar een gesproken cultuur, nietwaar, het analfabetisme was enorm. In het dorp van mijn moeder had je geen kranten of boeken. Alles ging mondeling; afspraken beklonk je met een handklap. Daarom vind ik ook dat de orale traditie de basis van de literatuur is. Het geschreven woord is aangeleerd. De spraak is van nature aanwezig.”
En in uw boeken probeert u die gesproken taal van het platteland te vangen in geschreven taal?
“Precies. Daarom zijn mijn boeken altijd in de eerste persoon geschreven, want als iemand praat is hij de enige die de waarheid kan spreken – ook als hij liegt of bedriegt, fabuleert of zaken ontkent.
“Maar door de invloed van televisie en internet bestaat die orale plattelandscultuur niet meer. Echt, geloof me.”
U componeert uw boeken niet chronologisch…
“Bij mijn schrijven ga ik uit van hoe iemand een verhaal vertelt. Als ik iemand hoor praten dan luister ik niet naar wát hij zegt omdat ik al denk te weten wat hij gaat zeggen, maar hóe hij het zegt. Een mens praat namelijk altijd buiten de tijd. Iemand vertelt iets wat gisteren is gebeurd, en vervolgens in hetzelfde verhaal over wat er twintig jaar geleden is gebeurd. Hij mengt dromen met de werkelijkheid, hij verzint, het is niet duidelijk of iets écht zo gebeurd is. De bedoeling van een verhaal is dat de luisteraar in extase raakt, meegezogen wordt. Dus een mens die zijn leven vertelt, herschept zijn leven. Als ik van een kennis een verhaal hoor en dat hoor ik een tijd later nog een keer, dan valt me op dat de strekking wel gelijk blijft, maar dat de loop van de gebeurtenissen verandert. Het geheugen is dus een onbetrouwbaar ‘orgaan’ voor de herinnering, maar onmisbaar voor creatie van verhalen.”
Maar de sprongen in de tijd zijn zo talrijk, zelfs binnen één zin, dat het je duizelt.
“Ja, zo praten mensen nou eenmaal. Maar mijn vrouw is mijn eerste lezer en ik noem haar weleens de seismograaf van mijn werk. Zij maakt mij bewust van fouten en onvolkomenheden. Maar ik geef toe dat er een zekere chaos in mijn boeken bestaat.”
Over uw vrouw gesproken. Ik kreeg bij het lezen van uw boek het idee dat ze kort na de geboorte van uw zoon is doodgegaan. Vindt u dat een vreemde gedachte?
“Nee. Eh, het viel mijn vrouw ook op. Zij ziet dingen die ik er niet bewust heb ingelegd. Maar een boek moet een zekere geheimzinnigheid behouden, toch?”
Ergens schrijft u dat u midden in uw horizon stond toen uw laatste boeren-oom overleed. Wat bedoelt u daarmee?
“Wat ik wil zeggen is dat ik toen op zoek ging naar mijn identiteit. Kijk, we gebruiken het woord ‘identiteit’ als een axioma. Nou, dan word ik wantrouwend. Een identiteit legt zogenaamd vast wie je bent. Maar dat wil ik helemaal niet. Waarom mag ik mijn identiteit niet zelf kiezen? Ik bepaal zelf wie of wat ik ben. Ik was op een symposium over de Poolse identiteit. Daar ging het steeds over wat het betekent om Pool te zijn. Nou sorry, daar heb ik voor bedankt, ‘ik ben een andere Pool’, zei ik. Daar waren ze behoorlijk van ondersteboven.”
Hoe kijkt u naar het Pools nationalisme?
“Als dat een onderdeel van mijn identiteit zou moeten zijn, dan protesteer ik! Ik heb daar niets mee te maken. Dat is mijn vrijheid. Ik ben een individualist, duidelijk?”
Polen worstelt met z’n geschiedenis. Hoe komt het dat Polen het verleden zo moeilijk kan accepteren?
“De geschiedenis is altijd gemanipuleerd, altijd. Ik heb ooit gezegd dat niet de mens door de geschiedenis waart, maar andersom: de geschiedenis waart door de mens. En dat is voor mij het argument om te zeggen dat niet de gemeenschap de basis is van een samenleving maar het individu. Ik kán de geschiedenis van Polen niet accepteren, omdat ik alleen dat kan accepteren wat onderdeel is geweest van mijn persoonlijke geschiedenis. Maar natuurlijk, bepaalde gebeurtenissen uit het verleden van Polen keur ik af.”
Als u aan de macht was geweest, waren ze niet voorgevallen…
“Daar ben ik niet zo zeker van. Wij kunnen nooit weten wat we zouden hebben gedaan in situaties waarin anderen zich in het verleden geplaatst zagen. De mens kent het minst zichzelf, nietwaar.”
In ‘De horizon’ schrijft u dat u uw moeder ook niet gekend heeft, en dat de gerechten in haar kookschrift misschien wel de sleutel tot haar gedachten, dromen en verlangens bevatte. Toch verbrandt u dat schrift.
“Dat verbranden van die blaadjes uit dat schrift voelde voor mij als het verbranden van eeuwenoude kleitabletten. Dat boekje is het enige geschrevene dat ze heeft achtergelaten, dus als zoon ga je dan op zoek naar signalen, naar iets dat jouw kennis over je moeder vergroot. Maar ik ben er niet achtergekomen en ik zál er niet meer achterkomen. Dat is nou precies een voorbeeld van het niet kunnen kennen van de Dat is een pessimistische kijk op de mens.
“Dat is niet pessimistisch, maar realistisch. Als we de geheimen van de ander op z’n hand zouden kunnen lezen, is dat dan een optimistische kijk op de mens? Dat zou toch verschrikkelijk wezen!
“We zijn ertoe veroordeeld om de ander, de wereld te leren kennen, nietwaar, dat is het belangrijkste kenmerk van ons menszijn. En achter het verlangen naar het doorgronden van de ander, gaat het verlangen naar broederschap schuil. Maar we leggen de lat veel te hoog. Ik heb het meegemaakt dat een jarenlange vriendschap plotseling eindigt, door een futiliteit. Hoe komt dat denkt u?
“Nee, het hoogste waar we naar kunnen streven is de ander lief te hebben, zónder de ander te kennen.”
Wat wilt u met uw boeken bereiken?
“Niets! Ik wil troosten noch triest maken. Ik wil zeker niet beleren, laat staan raad geven. Het is voldoende dat iemand zich samen met mij iets afvraagt – over het leven, over de wereld, over zichzelf, over het verleden.”
Al uw boeken zijn terugblikken. Mensen zullen denken: die Mysliwski leeft alleen in het verleden.
“Wij leven allemaal in het verleden. Er is geen andere tijd. Tegenwoordige tijd en toekomende tijd zijn grammaticale tijden. De reële tijd is enkel de verleden tijd. Alles wat wij nu zeggen behoort al tot het verleden, nietwaar.” <<
Met dank aan vertaler Karol Lesman